ZOO Antwerpen

Description

ZOO Antwerpen is een dierentuin die behoort tot de KMDA. De dierentuin werd geopend op 21 juli 1843 en is daarmee de oudste dierentuin van België en een van de oudste dierentuinen ter wereld. De zoo ligt vlak naast het station Antwerpen-Centraal op het Koningin Astridplein in Antwerpen. In de volksmond wordt deze dierentuin ook wel 'de zoo' of 'de Zoölogie' genoemd. Tegenwoordig (2014) vinden er 425 soorten onderdak in de zoo.

ZOO Antwerpen trekt gemiddeld zo'n 1,0 miljoen bezoekers per jaar, met uitschieter meer dan 1,3 miljoen in 2009. In 2012 zakte het aantal bezoekers tot 838.000, waardoor Pairi Daiza de meest bezochte Belgische dierentuin werd.

Geschiedenis

19e-eeuwse stadsdierentuin

Hoewel de Antwerpse zoo pas op 21 juli 1843 de deuren opende voor het publiek, werd het contract van de allereerste directeur Jacques Kets al afgesloten op 19 juni 1841. Pas op 1 maart 1843 werd de eerste anderhalve hectare grond in de toenmalige vijfde wijk Groenenhoek aangekocht, naast het toen pas opgetrokken houten station Borgerhout. Toen de dierentuin in 1843 dan eindelijk de deuren opende, lag de ingang nog aan de Borgerhoutsesteenweg, de huidige Carnotstraat. Op dat moment was er naast de collectie opgezette dieren van Kets nog niet veel te zien: enkel wat geiten en paarden. In 1844 stond er in de zoo slechts één gebouw dat, naast de collectie van Kets, kooien bevatte voor roofdieren, een aantal apen, vogels en slangen. In 1847 arriveerde de eerste chimpansee in de zoo, een dier dat volgens kranten uit die tijd zelfs samen met de directeur dineerde.

De Antwerpse zoo was reeds van in het begin een publieke dierentuin en dus per definitie toegankelijk voor iedereen. In de praktijk bleek dat echter helemaal niet waar te zijn, waarvan de toegangsprijs van 1 frank - toen bijna een dagloon van een arbeider - getuige is. Zelfs wanneer de gewone mens het geld wel had, was de kans groot dat hij aan de ingang botweg geweigerd werd. De directie ontving zelfs klachten van de hoge burgerij wanneer kindermeisjes of huispersoneel in de zoo rondliepen. De zoo was op dat moment in de eerste plaats een sociale ontmoetingsplaats en dan pas een tuin met exotische dieren. Hierin kwam pas in 1862 verandering toen men op paasmaandag, de eerste zondag na Pinksteren en de tweede zondag van augustus de prijs zodanig verlaagde dat ook gewone burgers de zoo konden bezoeken. Bovendien werden vanaf dan ook scholen uitgenodigd voor een bezoek aan de tuin. Op meer toegevingen zou "de gewone mens" nog moeten wachten tot na de Eerste Wereldoorlog.

Vanaf de opening in 1843 tot 1850 gebeurden er meer dan 240 schenkingen aan de Antwerpse stadsdierentuin. Sommige schenkers ondernamen zelf reizen naar exotische oorden om dieren voor de zoo te verzamelen. Veel van de verzamelde dieren overleefden in de 19e eeuw de lange reizen echter niet. De hoofdmoot van de dieren werd echter verkregen via de toen nog internationaal florerende dierenhandel. Om voldoende kapitaal te hebben en bijgevolg dieren te kunnen aankopen, verkocht de dierentuin op dat moment ook zelf pasgeboren dieren. In de jaren 1870 vormde dergelijke verkoop zelfs meer dan 50% van de inkomsten, wat de totale inkomsten uit dierenverkoop tegen 1893 deed oplopen tot 9,5 miljoen frank.

Het zat echter niet altijd mee voor de jonge dierentuin. In 1868 ontsnapte een tijger uit de dierentuin en in 1885 liet een verzorger het leven wanneer een neushoorn zich op hem stortte. In die periode deed de grootste ramp op het gebied van de dierencollectie zich voor in 1881. Tijdens de nacht van 11 januari liep er iets mis met de verwarming in het apengebouw en het hele gebouw brandde af. Maar liefst 79 kleine en grote apen lieten het leven, waaronder de op dat moment in dierentuinen zeer zeldzame en waardevolle orang-oetan.

De zoo werd echter ook fors uitgebreid. Tussen 1843 en 1854 kwamen er 7,3 hectare grond bij en tussen 1860 en 1884 nog eens 1,7 hectare. Dat liet zich ook merken aan de bezoekerscijfers, die stegen van 50.000 bezoekers in 1850 tot 500.000 vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Meer grond betekent ook meer gebouwen en vanaf 1850 werd er serieus bijgebouwd in de dierentuin. In 1850 werd het apengebouw geopend en in 1855 de Egyptische Tempel voor de olifanten. Het huidige globale uitzicht werd reeds in die periode bepaald door toenmalig directeur Jacques Vekemans (directeur van 1865 tot 1888). Onder zijn leiding werd in 1867 een Indische tempel gebouwd voor de antilopen, in 1870 een paleis geopend voor de roofdieren en in 1885 werden het nijlpaardengebouw en de Moorse Tempel uit de grond gestampt.

Ook na Vekemans gingen de bouwwerken nog even verder. In 1893 kwam er een gebouw voor exotische vogels en in 1903 openden ook de gebouwen voor de administratie, het restaurant Paon Royal en de concertzaal op het Koningin Astridplein. Uit die periode stamt ook de monumentale hoofdingang. Bovendien werd in 1903 gestart met de aanleg van het hoefdierenperk en de bouw van het aquarium en het reptielengebouw. De gebouwen aan het Koningin Astridplein kwamen er als directe reactie op de bouw van het nieuwe Centraal Station, dat in 1905 de deuren opende. Alhoewel het nieuwe station ervoor zorgde dat meer bezoekers de zoo kunnen bereiken, zorgde het er eveneens voor dat de stadsdierentuin in die richting ook niet meer kan uitbreiden.

Al in 1907 informeerde de zoo bij de secretaris-generaal voor Congolese Zaken naar de pas in 1901 voor het eerste beschreven okapi. Er werd een poging ondernomen een exemplaar naar Antwerpen te verschepen, maar het dier kwam nooit aan in de zoo.

Dierentuin in staat van oorlog

Begin augustus 1914 vielen Duitse troepen België echter binnen en tegen eind augustus werd Antwerpen gebombardeerd door zeppelins. Al vanaf het eerste bombardement werden de gevaarlijke roofdieren, zoals de leeuwen, uit hun buitenverblijven gehaald. Op 7 oktober werden, op bevel van de provinciegouverneur, al 32 dieren doodgeschoten. Niet alleen de leeuwen, maar ook de tijgers, panters, jaguar, wolf en de hele verzameling gifslangen werden vernietigd. In de eerste plaats werd deze beslissing genomen om te voorkomen dat de dieren zouden ontsnappen als het gevolg van een bombardement. Ten tweede vreesde men dat de Duitsers de dieren in handen zouden krijgen en ten derde vond men het beter de dieren snel uit hun lijden te verlossen dan ze achteraf te zien doodbloeden door granaatscherven, omkomen in een brand of sterven van de honger.

Na de capitulatie van Antwerpen op 10 oktober en gedurende de hele periode van de Duitse bezetting, bleef de zoo gewoon open. Het aantal dieren bleef echter dalen. Door de schaarste van voedsel en grondstoffen zag de directie zich genoodzaakt de minder waardevolle soorten te gebruiken als voedsel voor de roofvogels en er kon niet langer voorzien worden in het dieet van de exotische vogels. Tegen het einde van de oorlog was men zelfs verplicht de buffels, antilopen en andere herkauwers te slachten: de voedselschaarste in Antwerpen kreeg voorrang en eten voor de dieren was bovendien te duur geworden. Bij de bevrijding van Antwerpen was de collectie van de zoo geslonken tot 19% van het vooroorlogse aantal, het merendeel daarvan waren vissen. Bovendien werden tal van gebouwen zwaar beschadigd tijdens bombardementen van het Centraal Station.

De oorlog mag dan wel grote schade aangericht hebben aan de zoo, maar directeur Michel L'Hoëst senior en zijn team begonnen via leningen en de opbrengst van openbare evenementen quasi onmiddellijk aan de wederopbouw. De Rotterdamse zoo had tijdens de oorlog 25 dieren geadopteerd, die toen teruggebracht werden, samen met een aantal antilopen en meerkatten om de collectie aan te vullen. Dergelijke solidariteit kwam er ook vanuit Kopenhagen, New York, Buenos Aires en Dublin. Tal van diersoorten werden zo aan de collectie toegevoegd, waaronder ijsberen, een poolvos, moeflons, kangoeroes, lama's, bizons, coyotes,bruine beren, een jaguar, een chimpansee, leeuwen en nog tal van andere apen. Dankzij de kolonie Belgisch Congo wist de zoo twee olifanten en nog 30 andere Afrikaanse dieren te verkrijgen. Zo waren er uiteindelijk in 1921 al meer dieren dan voor de oorlog het geval was en het aantal blijft stijgen. Intussen werd ook het beschadigde patrimonium heropgebouwd.

De aankomst van de eerste okapi, met als naam Buta, in 1919 was voor de zoo een wereldprimeur. Het dier stierf echter al na vijftig dagen. De tweede okapi, die in 1928 arriveerde, hield het twee weken vol. Tussen 1920 en 1960 zouden uiteindelijk 30 hengsten en 18 merries naar de dierentuin getransporteerd worden. Vooral in de beginjaren stierven veel van de dieren.

In 1939 brak echter de Tweede Wereldoorlog uit en in 1940 vielen de Duitse troepen het land voor de tweede maal binnen. Weer werden tal van dieren - waaronder leeuwen, tijgers en jaguars - preventief doodgeschoten. Tot overmaat van ramp vroren veel waardevolle dieren dood in de winter van 1940 en raakte een vliegende bom het aquarium, het reptielengebouw en het vogelgebouw aan het einde van de oorlog. Ook het nijlpaardengebouw, de wintertuin en het museum werden in de loop van de oorlog vernield door bommen en het dak van de Egyptische Tempel is ingestort. Niettemin was men er toch in geslaagd 40% van de dieren te behouden.

Heropbouw en crisisjaren

In september 1944, toen de overheid haar ordediensten nog niet op orde had, en verzetsgroeperingen het recht in eigen hand namen, gebruikten deze de leegstaande kooien van de Zoo om echte en vermeende collaborateurs in op te sluiten. Vooraleer aan een heropbouw gedacht kon worden, deed de dierentuin eind 1944 nog dienst als legerbasis voor de Engelse troepen. In 1945 werd de zoo hiervoor wel bedankt in de vorm van twee olifanten met de toepasselijke namen Monty en Ike. In 1947 richtte een brand extra schade aan waarbij de kleine inkomhal verwoest werd, de Marmeren Zaal zwaar beschadigd raakte en 150 opgezette vogels verloren gingen. Voor de noodzakelijke heropbouw na de oorlog maakte de nieuwe directeur Walter Van den bergh gebruik van het advies van wetenschappers om de zoo omtrent verzorging van de dieren en de inrichting van hun verblijven. De vroegere stalen tralies tussen mens en dier werden zo veel mogelijk vermeden en vervangen door natuurlijke barrières. Het nieuwe vogelgebouw, met daarin de donkere gang, opende al in 1945 de deuren. Vanaf 1948 kwam er ook verbetering in het overbrengen en houden van okapi's in de zoo. Dankzij een transitstation in Congo kon men de dieren beter medisch begeleiden en controleren of ze gezond genoeg waren om de reis te overleven.

In 1952 volgde de opening van het herstelde nijlpaardengebouw en in 1959 het mensapengebouw. Eén van de bekendste dieren die de Zoo ooit huisvestte was de gorilla Gust. In 1970 volgde een compleet nieuw complex aan de kant van het station met verblijven voor onder andere leeuwen, tijgers, ijsberen, bruine beren, roofvogels en nachtdieren. Datzelfde jaar opent ook het dolfinariumAquaforum de deuren. Onder het directeurschap van Van den bergh startte de zoo ook met de eerste kweekprogramma's van zeldzame en bedreigde diersoorten, waaronder de congopauw in 1962 en de okapi in 1977. In 1978 werd nog een nieuw gebouw ingehuldigd voor de kleinere apensoorten.

De investeringen bleken echter vruchten af te werpen. Waar de zoo in 1946 nog 527.000 bezoekers wist aan te trekken, liep dat in 1948 al op tot bijna een miljoen en rond 1970 al anderhalf miljoen. Op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel, kreeg de zoo in haar eigen paviljoen bovendien ook nog eens 287.000 bezoekers over de vloer. De oliecrisis die in 1973 uitbrak, deed de bezoekersaantallen echter teruglopen. De KMDA, en bijgevolg haar Antwerpse dierentuin, kreeg het financieel erg moeilijk. In 1983 wist toenmalig directeur Fred Daman een overheidssubsidie van 12 procent los te krijgen, genoeg om er voor te zorgen dat de zoo de economische crisis kan overleven.

Bescherming en modernisering

Op 26 maart 1975 werd ZOO Antwerpen bij koninklijk besluit al erkend als een beschermd landschap, op 14 januari 1984 werd de complete dierentuin erkend als historisch monument, wat ook betekende dat er extra geld voorhanden kwam voor het onderhoud van de tuinen en gebouwen. Na jarenlange ervaring in het kweken van okapi's, werden in de jaren 80 de laatste exemplaren uit het wild gehaald en in 1990 werd de zoo ook de beheerder van het officiële stamboek van deze soort.

In 1997 openden de deuren van het zuidpoolbiotoop Vriesland, dat vanaf dan drie pinguïnsoorten zou huisvesten. In 1999 volgde een forse uitbreiding van het olifantenperk en de gehele zone rond de Egyptische Tempel. Er waren vanaf dan olifanten, giraffen en Arabische oryxen terug te vinden. Vanaf 1996 raakte de zoo echter weer in financiële problemen, gedeeltelijk te wijten aan de terugval van het aantal bezoekers door de slechte bereikbaarheid van de zoo via het openbaar vervoer tijdens de grootschalige werken aan het Antwerpse Centraal Station. In 2001 erkende de Vlaamse overheidechter dat de dierentuin niet enkel belangrijk is als toeristische attractie, maar ook als centrum voor onderzoek en natuurbehoud. Een beheersovereenkomst werd gesloten en de zoo kreeg meer ondersteuning. Ook met de provincie en stad Antwerpen werden op dat niveau afspraken gemaakt.

Dat alles resulteerde in 2003 in een compleet vernieuwd moerasbiotoop voor de nijlpaarden, kroeskoppelikanen, tapirs en moerasvogels.

Op 17 mei 2009 werd in ZOO Antwerpen, en voor het eerst in België, een olifant geboren. De babyolifant werd Kai-Mook genoemd en is sinds juni 2012, samen met de rest van haar familie verhuisd naar Planckendael.

Masterplan

Op 22 februari 2007 hield ZOO Antwerpen een persconferentie over de noodzakelijke uitbreiding van het park. De KMDA (Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen) kocht 31 aangrenzende woningen op aan de Ommeganckstraat om later te slopen en de vergroting van de dierentuin mogelijk te maken. De oppervlakte van de zoo zou met 10% vergroten (1,5 hectare).

Voor de inrichting van deze oppervlakte wonnen de Gentse architecten Paul Robbrecht en Hilde Daem de grote architectuurwedstrijd waaraan meer dan 105 binnen- en buitenlandse architecten deelnamen. De bedoeling is dat het gebied de komende 10 jaar geleidelijk aan zal worden opgebouwd met onder andere een Afrikaanse savanne. De vergroting van de dierentuin is in de eerste plaats van belang voor de dieren zelf. Vooral de okapi's, knobbelzwijnen, giraffen, olifanten, leeuwen en chimpansees zullen gunstige gevolgen van de werken ondervinden. De ontwikkeling van dit nieuw gebied zal zo'n 30 miljoen euro kosten.

Een eerste fase van het masterplan, dat de naam KMDA 2020 kreeg, zal eind 2012 van start moeten gaan onder de naam Zone Z met als geplande opleverdatum 2014. Zone Z omvat de restauratie van het rundergebouw en situeert zich ook rond het, varkensgebouw, lamagebouw, neushoorngebouw en de Egyptische tempel. Tegelijkertijd zal de hele omgeving van deze gebouwen heringericht worden en zal het hoofdrestaurant van de dierentuin verhuizen naar de omgeving van het rundergebouw. Gelijktijdig wordt in samenspraak met de betrokken autoriteiten een herdacht masterplan uitgewerkt.

Het Jubileumcomplex (Aquaforum, Nocturama en roofvogelverblijven) zal in 2016 een grondige opknapbeurt krijgen. De herinrichting van de verblijven van de grote katten (met onder andere Siberische tijger en amoerluipaard) zal gelijktijdig uitgevoerd worden.

Parkaanleg

Als 5e oudste dierentuin in Europa behoort ZOO Antwerpen samen met Tiergarten Schönbrunn (1752), de Parijse Zoo (1794), London Zoo (1828), Dublin Zoo (1831), Bristol Zoo (1836) en Artis (1838) ook tot de oudste dierentuinen ter wereld. Onder meer door het grote aantal historische gebouwen en de verzorgde aanleg van de tuinen is de zoo sinds 14 januari 1984 erkend als monument.[7] Volgende gebouwen of verblijven zijn hierdoor beschermd:

  • Aquarium (1911): Huisvest nog steeds talloze vissoorten. Het aquarium onderging in 2005, 2007, 2011 en vanaf 2012 uitgebreide renovaties.
  • Egyptische Tempel (1856): Origineel gebouwd als verblijf voor neushoorns, olifanten, dromedarissen, giraffen, zebra's, nijlpaarden en tapirs. Gerestaureerd tussen 1984 en 1988. De tempel huisvest anno 2015 twee jonge Aziatische olifantenstiertjes en vier vrouwelijke giraffen, die niet ingezet kunnen worden om te kweken. Voorheen zaten er De Bruijnpademelons en laaglandanoa's en eerder ook Arabische oryxen. De tempel zal in 2015 nogmaals gerestaureerd worden terwijl men bezig is aan de aanbouw van de nieuwe savanne.
  • Gebouw voor lama's, guanaco's en alpaca's (1890): Origineel gebruikt voor onder andere lama's, alpaca's, guanaco's, wapitiherten en kamelen. Tegenwoordig wordt het slechts gebruikt als decor bij het terras tegenover de Egyptische Tempel.
  • Gebouwen voor watutsi, bizons en runderen (1937): Twee gelijkaardige gebouwen gesitueerd voor het runderengebouw. Origineel waren dit aparte dierenverblijven, los van het runderengebouw. Anno 2012 maken ze deel uit van de verblijven dan de damarazebra's, Hartmanns bergzebra en Kaapse buffels.
  • Hertengebouw (circa 1900): Grotendeels heropgebouwd na de Tweede Wereldoorlog. Huisvest nog steeds herten.
  • Ingang van de Zoo (1903): Vervanging van de originele ingang aan de Borgerhoutsesteenweg, de huidige Carnotstraat, naar aanleiding van de bouw van het Centraal Station. De originele ingang wordt nog steeds gebruikt als dienstingang.
  • Jubileumcomplex (1968): Gebouwd naar aanleiding van het 125-jarig bestaan van de Zoo aan de zijde van de dierentuin die tegen het Centraal Station ligt. Het complex bevat de volgende verblijven.
    • Berenverblijven: Deze terrasverblijven bevatten bij opening bruine beren en ijsberen en vervingen de oude verblijven tussen de Egyptische Tempel en de aalscholvervijver. De oude verblijven werden in 1972 afgebroken. Nadat de laatste ijsbeer verhuisd was in 2005, werd het verblijf tijdelijk ingericht voor wasberen en later verbouwd en uitgebreid voor brilberen en neusberen.
    • Dolfinarium: Oorspronkelijk werd het Aquaforum gebouwd voor dolfijnen en huisvestte ze tot 1999. Daaropvolgend werd het gebouw gerenoveerd en vanaf 2000 heringericht voor zeeleeuwen.
    • Nocturama (1969): Nachtdierenhuis met onder andere het aardvarken, de tweevingerige luiaard en de slanke lori. Het gebouw werd vernieuwd in 2005.
    • Roofdierencomplex: Omvat nog steeds verblijven voor de zogenaamde grote katten waaronder tijgers, jaguars en amoerluipaarden. De leeuwen verhuisden in 2011 naar het stukje Kalahariwoestijn in het panoramapark.
    • Roofvogelvolières: Volières voor tal van uilen- en giersoorten
  • Kangoeroe-gebouw (1898): In 1994 gerenoveerd en huisvestte vanaf toen Congopauwen. Anno 2015 wonen er twee koala's (uit Planckendael) en een boomkangoeroe.
  • Melkerij (1898): In 1973 werd de benedenverdieping van het melkerijgebouw omgebouwd tot planetarium. Sinds januari 2014 is het planetarium gesloten.
  • Mensapengebouw (1958): Oorspronkelijk gebouwd voor bonobo's, gorilla's en orang-oetans. In 1971 wordt het gebouw uitgebreid. Tussen 1987 en 1989 vonden er grote verbouwingswerken plaats om de verblijven van de mensapen aanzienlijk te kunnen uitbreiden. De grachten die dienstdeden als barrière werden vervangen door overdekte buitenverblijven, waarbij dieren en bezoekers enkel door glas gescheiden zijn. In 2012 biedt het gebouw onderdak aan siamangs, chimpansees en gorilla's. Het voorziet ook in een klein tropische habitat voor klauwaapjes.
  • Moorse Tempel (1885): Sinds 1965 het verblijf van de okapi's, voordien was dit het loopvogelgebouw, het complex huisvestte onder andere struisvogels, emoes en nandoes. In 2008 werd het perk van de okapi's uitgebreid door de sloop van een aantal huizen in de Ommeganckstraat.
  • Neushoorngebouw (1890): Oorspronkelijk een paviljoen voor dromedarissen en kamelen. Later aangepast voor neushoorns en huisvestte daarna de laaglandanoa. Wordt anno 2014 bewoond door struisvogels.
  • Nijlpaardengebouw (1885): Grotendeels verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog en herbouwd in 1952, enkel de bassins van de nijlpaarden blijven over van het originele gebouw. Sinds 2003 onderdeel van het moerasbiotoop Hippotopia, waar ook de kroeskoppelikanen en tapirs terug te vinden zijn.[
  • Panoramapark (1908): Oorspronkelijk gebruikt voor herkauwers en hoefdieren. In 2011 omgebouwd tot een stukje Kalahariwoestijn voor leeuwen, stokstaartjes en dromedarissen.
  • Paviljoen met walvisgeraamte
  • Reptielengebouw (1911): Herbergt een uitgebreide collectie reptiel- en amfibiesoorten. Enkele voorbeelden zijn komodovaranen, kaaimannen en verschillende soorten slangen en pijlgifkikkers. Het gebouw werd in 1972 uitgebreid en in 2006 volledig vernieuwd.
  • Restaurant in neo-Lodewijk XVI-stijl (1903): De patisserie, vooraleer ze na vroegere verbouwingen en uitbreidingen in 1946 en 1953, uiteindelijk in 2007 werd verbouwd tot het flamingorestaurant.
  • Resusapen-paviljoen (1901): Origineel bedoeld voor resusapen, achteraf gebruikt voor ringstaartmaki's en nu het verblijf van de boomstekelvarkens
  • Rotondevolière (1879): Meermaals verbouwd sinds de originele opening, maar huisvest nog steeds tal van vogelsoorten, waaronder de rode flamingo. In het winterseizoen 2013-2014 werd het hele gebouw gerenoveerd en werden de buitenvolières deels afgebroken om heringericht te worden als buitenverblijf voor een kolonie zwartvoetpinguïns.
  • Runderengebouw (1909): Origineel gebouwd als verblijf voor verschillende soorten runderen, waaronder: spiesbokken en bantengs, zeboe's. In 2005 werd het geheel vernieuwd en verdeeld in 2 grote perken, die ook de gebouwen voor watutsi, bizons en runderen omvatten. De huidige bewoners zijn de damarazebra's, Hartmanns bergzebra's en Kaapse buffels.[
  • Secretariaatsgebouw (1899): Ledendienst en administratie van de KMDA.
  • Varkensgebouw (1890): Huisvest nog steeds verschillende soorten zwijnen, waaronder wrattenzwijnen en visayawrattenzwijnen.
  • Vlaamse Tuin (1937): Beschermde tuin deels omsloten door de melkerij, het kangoeroegebouw en het resusapenpaviljoen.
  • Vogelpaleis (1894): Grotendeels verwoest door bommen in de Tweede Wereldoorlog. In 1948 werd een vernieuwd gebouw ingehuldigd. In 1950 werd het bijna helemaal vernieuwd en uitgebreid. Verdere renovatiewerken werden uitgevoerd in 2012 en 2013.
  • Zalen van de Zoo (1895-97): Omvat onder andere de Marmeren Zaal, het toenmalige museum en de wintertuin met een grote botanische collectie. In 2012 werd de wintertuin weer in zijn originele staat hersteld, terraria met ongewervelden en de klauwaapjes kregen elders een onderkomen.
  • Zeehondenverblijf (1908): Zoutwaterbassin met strand en waterval voor de zeehonden. Volledig gerenoveerd in 2012.

Andere speciaal ingerichte gebouwen of verblijven in de dierentuin zijn:

  • Berggebied (2005) met mishmi-takin en himalayathargeit.
  • Café-restaurant Paon Royal (1899): Sinds de oprichting een taverne/restaurant waar zowel bezoekers van de zoo als voorbijgangers binnen kunnen stappen. Het café-restaurant sloot in 2014 (tijdelijk) de deuren in het kader van de bouwwerken op de site van de voormalige Koningin Elizabethzaal.
  • Gebouw voor kleine apensoorten (1978): Nieuw gebouw op de plaats van het voormalige apenpaleis. Van het oude gebouw werden enkel de zuilen bewaard. Het gebouw bevat buitenverblijven voor mandrils en bavianen. Alle andere soorten - waaronder de slingerapen, mutslangoeren en franjeapen - beschikken enkel over een binnenverblijf.
  • Hippotopia (2003): Moerasbiotoop voor nijlpaarden, tapirs, kroeskoppelikanen en beverratten. Initieel geopend in 2003 met heraanleg in 2012-2013 en toevoeging van de beverratten aan het biotoop. Aansluitend werd, tevens in 2003, een doorloopvolière gebouwd voor tal van moerasvogels, waaronder scholeksters, Europese lepelaars, kleine zilverreigers en rode ibissen.
  • Kiosk (1947): Al sinds de beginjaren van de dierentuin was er een kiosk op het plein voor het toenmalige zoölogisch museum. De huidige structuur dateert van 1947.
  • Sinds 2011 werd het oude leeuwenverblijf ingericht voor lepelhonden en vosmangoesten. In 2013 werd het verblijf opnieuw ingericht voor een groep wasberen.
  • Volières aan de achterzijde van het varkensgebouw en rond het voormalige kweekcentrum voor congopauwen.
  • Vriesland (1997): Zuidpoolbiotoop met koningspinguïn, ezelspinguïn, macaronipinguïn en zeehonden. Gerenoveerd en uitgebreid in 2011

De originele roofvogelkooien (1855-56), in de nabijheid van het huidige mensapengebouw, werden tot aan de bouw van het Jubileumcomplex gebruikt voor roofvogels. Ze werden in 2013 gedemonteerd en wachten nu op een herbestemming in het kader van de realisatie van het savannebiotoop

source https://nl.wikipedia.org/wiki/ZOO_Antwerpen

Address


Antwerp
België

Lat: 51.216342926 - Lng: 4.423541546